Kerstverhaal van Jack Thomassen: Mag ik dan bij jou?

Foto: Jack Thomassen

Jack Thomassen uit Drunen schrijft columns en korte verhalen. Voor onze lokale site Heusden Nieuws. zal hij regelmatig ook een column schrijven over zijn belevenissen en deze keer weer een nieuwe versie. Deze column gaat deze keer is het een kerstverhaal: Mag ik dan bij jou?

Als het einde komt. En als ik dan bang ben…
Waarschijnlijk stonden we er toen niet zo bij stil, maar ons vader zal zeker bang zijn geweest voor wat op dat moment onvermijdelijk leek te gaan worden. In het Groot Ziekengasthuis in Den Bosch lag hij al weken. De leukemie ging het helaas van hem winnen. Door zijn geringe weerstand werd hij op zo’n geïsoleerde kamer gelegd. Wie er binnen ging, moest heel goed de handen wassen (desinfecterende zeep) en een mondkapje voor. Wat voor ons ma best moeilijk was, ze was immers  zo gewend pa een kus te geven. Als ie ging werken of naar de tuin. Zelfs als ze heel even een boodschap ging doen.

Praten over zijn ziekte deed hij liever niet. Pa was sowieso gesloten qua gevoelens betreft. Dat wij hem in die toestand zagen, vond hij al meer dan erg.

Als de oorlog komt. En als ik dan moet schuilen…
De foto is gemaakt in 1936 of ’37. In de Badhuisstraat, waar de familie Thomassen omstreeks 1934 neergestreken was. Kijk ze toch eens gelukkig zijn. Ik denk er af en toe aan hoe zij het vroeger hadden. Geen TV, geen telefoon, laat staan internet. Slechts een radio en elkaar. Dat ging natuurlijk niet altijd goed. Het rommelde nogal eens in de familie. En toen moesten ‘die verrekte Moffen’ nog eens ongevraagd op bezoek komen. Op het eind van de oorlog is er in Drunen veel kapot geschoten. En dan ook nog die lawaaiige laag overvliegende V1-bommen. Voor velen volgden benauwde momenten. Of de gezinsleden het toen leuk vonden of niet, ze waren op elkaar aangewezen en het enigste wat ze konden doen, was hopen dat die ellendige tijd snel eindigen zou.

Als er een clubje komt. Waar ik niet bij wil horen…
Hoe vaak gebeurt het niet? Komen de ouders te overlijden, dan begint het gezeik. Nou, ik weet wel een paar voorbeelden. En zoals verwacht ook bij ons pa thuis. Maar hij beschermde zichzelf door gewoon de stekker uit het ‘contact’ te trekken en liet zich dan een tijdje niet zien. Soms tot groot verdriet van zijn zussen en zijn oudste broer. Ons pa was niet altijd positief van karakter, echter het gezever van zijn naasten was hij soms spuugzat. Ook daar praatte hij niet graag over. Hij wilde vooral met rust gelaten worden. De meeste mensen kenden ons pa als een joviale man, met vele mooie verhalen over vroeger. Toch wist niet iedereen waar hij liever over zweeg.

Als er een regel komt. Waar ik niet aan voldoen kan….
Op het sociale vlak schoot ons vader nogal eens tekort. Men zag hem steeds minder op verjaardagen en op visite gaan vond ie zonde van de kostbare tijd. Liever ging hij samen met ons ma naar ‘de tuin’ (volkstuin), of wandelen en fietsen. Op eerste kerstdag was hij jarig. Denk je dat ie thuisbleef voor verjaardagsvisite? Nee, eerst efkes een rondje stappen, al was het maar een uurtje. Stel je toch eens voor dat de natuur onze Harrie één dag niet zou zien?

Op een gegeven moment kwam er niemand meer. Maar, ja. Als je zelf al nergens komt, dan hoef je niet meer te verwachten dat ze nog aan jou gaan denken. Tsja, was dat nou nét wat hij eigenlijk graag wilde?

En als ik iets moet zijn. Wat ik nooit geweest ben…
Huichelaars en Farizeeërs, daar had ons pa pas echt een hekel aan. Mensen die anders voordoen dan dat ze écht zijn. Zijn zussen hebben het mij nog weleens gezegd; “Had onzen Harrie maar net zoveel branie en ambitie als onze Jan en onze Jan net zoveel vakkennis als onzen Harrie, dan hadden die twee het véél verder kunnen brengen in het leven.” Maar ik wist wel beter. En de zussen natuurlijk ook. Ons pa had die ambitie om ‘het heel ver te schoppen’ niet. Al moest hij het met minder salaris doen, het werk moest bevallen en tevens een beetje leuk zijn. Het zou hem niet geholpen hebben als hij, op wat voor manier dan ook, zich op zou hebben gewerkt. Zo zat hij niet in elkaar. Gewoon doen, dan doe je al gek genoeg.

Als de avond valt. En ’t is mij te donker…
Elke dag ging ons ma overdag en ’s avonds op bezoek in het ziekenhuis. ’s Avonds ging één van ons dan mee. Achteraf waren dat kostbare momenten. We praatten over de kinderen, over de wedstrijden die ze voetbalden, hoe ze het op school deden, over het weer en wat er in het dorp zoal gebeurde. Niet over ziek zijn, bijna nooit. Hij wilde ”niet zeiken en zeuren, daar zijn er al veel te veel van.” Gewone gesprekken, alsof hij slechts een paar dagen daar hoefde te liggen.

En ’s nachts? Als hij helemaal alleen was? Sloeg dan de twijfel toe? Huilde hij wellicht? Niemand weet het. Zijn gevoelens waren van hemzelf, die deelde hij niet gauw. Nee, ook niet met zijn vrouw en kinderen. Hoewel we veel van elkaar hielden, ontbrak het net aan dat innige contact. Echt jammer.

En als ik moet huilen. Droog jij mijn tranen dan?…

Voor ons was het afscheid nemen al begonnen, toen we bij de dokter moesten komen voor een gesprek. De situatie was uitzichtloos geworden, waar wij allemaal al bang voor waren geweest. Het besef dat we elkaar binnenkort niet meer zouden zien, deed bij ons pa de rem op zijn gevoelens wat loslaten. We kwamen steeds meer te weten over de ellendige dagen in het ziekenhuis, hoe misselijk hij soms moet zijn geweest en hoe klote hij zich voelde. Kutziekte.

En toen kwam dan die dag dat we dingen moesten gaan regelen. De uitvaartondernemer doet al wel veel, echter de persoonlijke zaken moet je zelf doen. Dus ook de familie het slechte nieuws brengen. Ik zie mijzelf nog uit de auto stappen, in de Burgemeester van der Heijdenstraat waar mijn tantes naast elkaar woonden. Ik had ze al een hele tijd niet gezien en was verheugd ze weer eens te ontmoeten. Blijkbaar hadden de tantes ons al gespot. Toen we naar de voordeur van de oudste van de twee liepen, was de andere snel achterom naar binnen gekomen. En troffen we beide tantes snotterend en huilend aan. Och, arme vrouwkes. Toen besefte ik pas wat ons pa (net als wij) zijn oudere zussen voor verdriet heeft aangedaan. Hij wilde liever niemand zien, zodat niemand zijn ellende zag. Maar zijn zussen wilden hem juist steunen en natuurlijk afscheid van hun jongste broertje nemen. Dat is er dus nooit van gekomen. Eigenlijk best wel erg.  Daar voelde ik mij best schuldig over.

Als het einde komt. En als ik dan alleen ben…
Soms zegt er weleens iemand; “Goh, wat lijk je toch op je vader.” En dat is volgens mij ook zo. Hoewel iets meer haar op mijn dikke schedel (bedankt ma). Maar niet alleen het uiterlijk, steeds vaker besef ik dat mijn karakter veel lijkt op dat van pa. Bij sommige eigenschappen voel ik me goed. Echter natuurlijk niet bij alles. Daar mag ik nog wel een beetje aan werken….

Zo, lieve mensen. Het slot van dit kerstverhaal nadert. Heeft u de ‘kerstboodschap’ erin terug kunnen vinden? Vast wel.

Want uiteindelijk is er één ding waar we allemaal behoefte aan hebben. Dus vraag ik:

En als ik dan alleen ben,

Mag ik dan bij jou?

 

 

Mag ik dan bij jou?

 

 

 

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen