Historisch Heusden: Drunenaar Cees van Delft keerde niet terug uit Nederlands-Indië

18 dec 2024, 10:55 Historisch Heusden
2402
Familie van Delft

Een nieuwe Aflevering van Historisch Heusden geschreven door Bart Beaard en deze keer gaat het in deel 208 van Historisch Heusden over Drunenaar Cees van Delft keerde niet terug uit Nederlands-Indië.

‘Politionele Acties’ is de term die gebruikt wordt voor de operaties die Nederland na afloop van de Tweede Wereldoorlog uitvoerde in de voormalige kolonie Nederlands-Indië. Het land had op 17 augustus 1945 bij monde van Soekarno de onafhankelijke republiek Indonesië uitgeroepen en Nederland probeerde dat in twee slagen terug te draaien. De term ‘politioneel’ wordt gebruikt om aan te duiden dat het niet om een oorlog ging, want Indonesië hoorde bij Nederland, volgens Den Haag. Omdat je niet met jezelf in oorlog kunt zijn, werd gerefereerd aan ‘politioneel optreden’. Nederland verloor daarbij meer dan 6.000  militairen. Aan Indonesische zijde oversteeg het aantal slachtoffers vermoedelijk de 100.000. Uit de huidige gemeente Heusden zijn tussen 1945 en 1950 278 jonge mannen als dienstplichtig militair naar Nederlands-Indië geweest. Vier militairen keerden niet terug: Cees van Delft en Martin de Munnik uit Drunen, Kees Verhoeven uit Heusden en Kees Klerx uit Vlijmen. 

Genealogie
Cees, zoon van Andries van Delft en Trien van Spijk, wordt geboren in Drunen op 9 januari 1927. Hij is het vijfde kind uit een gezin van zeven kinderen (Wijnandus 1917, Cornelia 1919, Wilhelmus 1921, Helena 1923, Cornelis 1927, Petronella 1930 en Maria 1932). Vader Andries heeft een boerderij in de Kleinestraat en Cees werkt thuis op de boerderij.

Cees van Delft (1927-1948). De foto is in 1947 genomen, vóór zijn vertrek naar Nederlands-Indië. Bron: familie Van Delft.

Naar Nederlands-Indië
Op 6 november ‘46, Cees is dan 19 jaar oud, wordt hij als dienstplichtige opgeroepen bij de Koninklijke Landmacht in Blerick, Regiment Infanterie. Vanwege het losgebarsten geweld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt hij na een korte algemene militaire opleiding naar Nederlands-Indië uitgezonden om er bij te dragen aan het herstel van de rust en het Nederlandse gezag. In de laatste dagen van januari ’47 neemt hij afscheid van zijn ouders, familie en kennissen. Het zeeschip zou aanvankelijk op 30 januari vertrekken maar door technische problemen werd de vertrekdatum uitgesteld naar 5 februari ’47. Op 4 februari vertrekt hij met een goed gevulde plunjezak naar een verzamelloods op de Sumatrakade in Amsterdam. Zijn legeronderdeel is: 1e Compagnie, 4e Bataljon, 11e Regiment Infanterie, zijn legernummer 27.01.09.055 en zijn rang is soldaatverpleger 1e klasse.

De zeereis
De reis naar Nederlands-Indië geschiedt met het m.s. Johan van Oldenbarneveld, het derde grootste zeeschip van de Nederlands koopvaardijvloot. Volgens de passagierslijst zijn er aan boord: 280 bemanningsleden, 200 passagiers en 2500 militairen. Op het schip bevinden zich ook zijn plaatsgenoten Jan Mimpen en Christ Lommers en Vlijmenaar Kees Klerx, die op 2 december 1947 in Tasikmalaya op West-Java sneuvelt. Eindelijk vertrekt het schip in de nachtelijke duisternis van woensdag 5 februari ‘47. Vanaf de Sumatrakade in Amsterdam wordt het schip door twee sleepboten door het Noorzeekanaal naar de sluizen bij IJmuiden gesleept. Het is koud en mistig en er ligt ca. 15 cm sneeuw. Na enkele dagen varen wordt men geconfronteerd met een zware storm in de Golf van Biskaje en vrijwel alle opvarenden worden zeeziek. Na Gibraltar wordt de reis voortgezet over de Middellandse Zee, langs Malta, en op 16 februari arriveert de boot in Port Said – Egypte. Cees heeft inmiddels enkele brieven voor zijn ouders, familieleden en kennissen geschreven en het stapeltje gaat in Port Said mee met de portvrije verzending naar Nederland. Er volgt een 16 uren lange gesleepte reis door het Suezkanaal naar Suez. Op 18 februari vaart het schip in de Golf van Aden en dan komt de kapitein met groot nieuws: op paleis Soestdijk is Oranjetelg Prinses Marijke geboren. Het Wilhelmus wordt gezongen en die Nationale Feestdag wordt op ‘een drijvend stukje Nederland’ groots gevierd.  Enkele dagen later wordt Kaap Guardafui gepasseerd, het meest oostelijke punt van het vasteland van Afrika. Hier wisselt Cees zijn wollenkleding met zijn nieuw verkregen tropenkleding. De reis wordt met een snelheid van 15-16 zeemijlen per uur voorgezet langs Colombo, de hoofdstad van Ceylon, nu Sri Lanka. Daarna is men tien dagen op de Indische Oceaan is er niets anders te zien is dan zee en de hitte is met 45 °C verzengend. Uiteindelijk ziet men op 1 maart de eerste bergen van de Gordel van Smaragd en de eerste landingsplaats is de haven van Sabang, een eiland ten noorden van Sumatra. Hier kan men even aan land. De reis wordt voortgezet langs de noordkust van Sumatra. Op 3 maart wordt de evenaar gepasseerd en wordt het traditionele Neptunusfeest gevierd. De Javaanse kust nadert en op 5 maart is de aankomst in Tandjoeng Priok, de havenplaats van Batavia, nu Djakarta. Daar staan twee muziekkorpsen ter verwelkoming.

Cees van Delft tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië. Bron: familie Van Delft.

In Nederlands-Indië
In Batavia wordt Cees gelegerd en ingezet voor wachtdiensten bij onder andere het paleis van luitenantsgouverneur-generaal Huib van Mook en de woning van legercommandant S.H. Spoor. Ook loopt hij wacht bij de gevangenissen Struiswijk en Glodok. In de daarop volgende maanden wordt zijn bataljon gelegerd rond Tangerang, even ten westen van Batavia, waar het gebied door patrouillegangen en actie wordt gezuiverd.

Voor zijn bataljon treedt hij op als soldaatverpleger. Tijdens de Tweede Politionele Actie, die op 19 december 1948 begint, wordt Cees met zijn onderdeel naar Poerworedjo in Midden-Java gezonden voor de inname en zuivering van de sector. Het bataljon gaat er een zware tijd tegemoet. Met te weinig mensen moet een te groot gebied worden beveiligd, wat door de talrijke infiltraties en guerrilla-aanvallen (ook bekend als Bersiap) van de revolutionairen nauwelijks kan worden gerealiseerd. Onder deze omstandigheden moet het bataljon veel verliezen incasseren. Cees is één van de slachtoffers.

Het incident
Een aantal militairen van zijn peloton was op patrouille en liep in een hinderlaag van de TNI (Tentara Nasional Indonesia – Indonesisch Republikeins Leger). De militairen vroegen versterking en er werden drie wagens met soldaten op uitgestuurd. Cees was een van hen. Toen de vrachtwagens de rivier over wilden steken werd er van beide zijden van de rivier op hen door ‘ploppers’ geschoten en twee vrachtwagens vlogen in brand. De soldaten probeerden een veilig heenkomen te zoeken en sommigen sprongen in het water. Anderen probeerden de bush-bush in te vluchten. Op zijn vlucht had Cees een gewonde meegenomen, hetgeen hem hinderde. Hij is in een hinderlaag terecht gekomen en dat is hem noodlottig geworden. Het TNI heeft toen een groep van negen soldaten gemarteld, waaronder Cees. Cees is een dag later vermoord op 24 december 1948 in Bobotsari. Enige dagen later hebben ambtenaren van Gemeente Drunen het droevige nieuws bij de ouders gebracht. Daarna werd in de R.K. kerk met familieleden een sobere afscheidsdienst gehouden. Een half jaar later hebben zijn ouders een kistje gekregen met ‘persoonlijke uitrusting’, waaronder een wandelstok die zijn moeder haar verdere leven nog gebruikt heeft.

Laatste rustplaats
Cees is 20 jaar geworden. Naar alle waarschijnlijkheid werd Cees in de omgeving van Bobotsari met militaire eer in zijn gevechtsuitrusting in een veldgraf begraven. Later heeft hij zijn laatste rustplaats gekregen op het Nederlandse ereveld Pandu te Bandung, West-Java. De opgraving, identificatie en herbegrafenis in kisten geschiedde door de Leger-Gravendienst. Cees heeft op dit ereveld grafnummer V1.217. Het ereveld Pandu was op 7 maart 1948 in gebruik genomen en telt nu ruim 4.000 graven, waarvan 1072 militairen.

Bart Beaard

Foto van het grafveld op het Nederlands Ereveld Pandu te Bandung – West-Java in Indonesië.  Bron: familie Van Delft.