Historisch Heusden: Oorlogsvluchtelingen en Mariënkroon

26 dec , 10:02 Historisch Heusden
201
Ad Hartjes

Een nieuwe Aflevering van Historisch Heusden geschreven door Bart Beaard en deze keer gaat het in deel 209 van Historisch Heusden over Oorlogsvluchtelingen en Mariënkroon. In de zomer van 1944 was de kloostergemeenschap Mariënkroon zorgelijk over de afloop van de oorlog.

Door het afluisteren van de radio was zij goed op de hoogte van het verloop van de strijd die op 6 juni was ingezet met de landing van de geallieerden in Normandië. De kloostergemeenschap telde nog 55 kloosterlingen nadat, na de laatste examens op 26 juli, de 53 studenten op zomervakantie waren gegaan. Door prior Servatius van Vugt werd ten gevolge van de oorlogsomstandigheden besloten de hervatting van het nieuwe schooljaar voor onbepaalde tijd uit te stellen. Van Vught was sinds 1935 prior en had, onder de supervisie van de abt van Abdij Bornem (B), de dagelijkse leiding over de kloostergemeenschap op Mariënkroon. De meest bewogen episode uit de geschiedenis van Mariënkroon was het laatste oorlogsjaar, toen omstreeks 1750 personen hun toevlucht naar Mariënkroon hebben gevonden. Pater Radboud Janssen O.Cist. maakte aantekeningen over drie weken vanaf 17 oktober tot 6 november 1944, en noemde die periode ‘Het Beleg van Nieuwkuijk’. Zijn aantekeningen zijn gebruikt om dit artikel te schrijven.

Ad Hartjes

Vele vluchtelingen vonden tijdens de oorlogsdagen door deze poort een veiligere schuilplaats. Foto Ad Hartjes.

De eerste week
De angst begon in de week van 16-21 oktober, toen  het vooral ’s-nachts veel beschietingen richting Nieuwkuijk waren. Op de  22ste was ’t zo erg dat de kloosterlingen in de kelders zijn gaan slapen. Op die dag zochten en vonden honderden bewoners uit de omgeving ’s-Hertogenbosch een onderkomen, veiligheid, eten en drinken bij de Cisterciënzers. Niemand kwam aan een gesloten poort. De opvang van de eerste vluchtelingenstroom vond plaats in de oude kasteelkelders, die bij de sloopwerkzaamheden van 1934 intact waren gebleven. Mariënkroon beschikte, dat wisten sommige bewoners uit Nieuwkuijk, over solide en grote onderaardse kelders van stevig beton en het klooster leek een veilig toevluchtsoord. Volgens de Nieuwkuijkse bevolking, die achter hun huis een eigen primitieve schuilkelder maakte, was het zelfs de enige veilige plek, ook al om de afgelegen locatie. Pater prior probeerde al improviserend mensen in te schakelen om een en ander soepel te laten verlopen: zindelijkheid in huis, inleveren van melk en zout, werkploegen voor het permanent aardappelen schillen etc. In de refter werkten de slagers. De zaak marcheerde goed. Iedereen had zijn taak. Velen ook een gevaarlijke: zij die naar ’t dorp spullen moesten halen en zij die buiten moesten koken.

De tweede  week
Op woensdagmiddag, de 25ste, vielen de eerste granaten op Vlijmen en kwamen de eerste gewonden uit Vlijmen. De volgende morgen was er een grote toeloop van mensen uit de omgeving, maar ook uit Berlicum, ’s-Hertogenbosch, Engelen en Kerkdriel. Ze kwamen door de regen en kou en waren vuil, vol modder en bang. De kelders, waar de aardappel winterprovisie zich bevond, alsook de kolenkelders werden ontruimd. Daarna kwam er stro voor in de plaats. Het was een zwaar karwei: honderden manden vol naar boven transporteren, maar het werd blij gedaan. De kelders raakten met 500 tot 600 personen vol. Overdag was ’t de hele dag schieten. De kelder onder de toren was ook al vol. Overal was ’t een ongekende drukte. Boeren namen hun vee mee, dat graasde in de wei van Mariënkroon. Werd een koe door een granaat getroffen, dan werd ze direct geslacht en in de keuken verwerkt. De mensen voelden zich direct al thuis. Overal werden lijntjes opgehangen waar luiers te drogen hingen. Donderdagavond, de 26ste, kwamen er weer drommen mensen, gepakt en gezakt, huilend de poort in. Velen waren door Duitsers uit hun huizen gezet. Zij werden allen door de prior opgenomen en in de kapittelzaal en in de gang naast de kapel ondergebracht. Van het kloosterleven van de kloosterlingen kwam niet veel terecht. De Vespers of avondgebeden werden op de gang van de eerste verdieping gedaan. De mis werd in de kloosterkapel gelezen, waar ook de communie werd uitgereikt. Nimmer was het kerkbezoek zo druk. Een deel van de kapel was met een gordijn afgeschermd en werd als ziekenboeg ingericht. Gewonden werden hier zo goed als kwaad het ging door een dokter en drie verpleegsters verpleegd. Zaterdagmorgen, de 28ste, liep de gang langs de kapel helemaal vol. In de nacht hadden granaten twee koeien en een paard gedood. De koeien werden geslacht en door een geëvacueerde slager klaar gemaakt voor de centrale keuken, naast de babykeuken. Er waren uiteindelijk vijftien keukens en in de keukens op het binnenterrein werd in zes varkensketels gekookt. ’s-Morgens om acht uur erwtensoep, om twaalf uur aardappelstamppot en om zes uur weer erwtensoep. Vlees genoeg!! Daar zorgden de granaten wel voor. Ondertussen raakten de rest van het huis, de kelders van het gastenhuis en het noviciaat en ook het college overvol. Om ze te kunnen onderscheiden werden kelders, gangen en zalen genoemd naar namen van heiligen, zoals St. Jozef- en St. Bernardusafdeling.

Uit dankbaarheid voor de bescherming tijdens de oorlogsdagen werd door de paters en broeders van de kloostergemeenschap deze kapel gebouwd. Foto Ad Hartjes

De derde week
Op zaterdag, de 28ste, is de eerste begrafenis geweest, slachtoffers door granaatvuur: Jacob Schreuders, een jongetje van vijf jaar uit Vlijmen. In een kistje van triplex is hij tijdelijk begraven op het kloosterkerkhof. Een dag later zijn eenjarige broer Johannes. Op zondag, de 29ste, kwamen nog meer oorlogsslachtoffers: de drie zussen Anna, Nel en Marie van Son die ten gevolge van een granaatinslag bij hun schuilkelder omkwamen. Later, op woensdag 1 november, overleed broer Jan  aan zijn verwondingen. Zij werden in houten doodskisten op het kloosterkerkhof begraven. In totaal werden dertien doden op het kloosterkerkhof begraven, waarvan twee geen directe oorlogsslachtoffers waren. Naast dit droeve nieuws waren er ook hoopgevende gebeurtenissen: in het klooster Mariënkroon werden 9 kinderen geboren en gedoopt. De doopnamen luidden steeds Bernardus of Bernardine

De dorpen Nieuwkuijk, Drunen en Elshout bezweken op zaterdag 4 november onder de granaatregen, het  trommelvuur van de Schotten. De dorpen lagen in puin. Terwijl in Mariënkroon geen slachtoffers vielen, werd in de nacht van 4 op 5 november het nabijgelegen Heusden door de grootste ramp uit zijn geschiedenis getroffen. De Duitsers bliezen de toren van het stadhuis, maar in feite het hele stadhuis op. 134 Heusdenaren kwamen om het leven. Op 5 november maakten de vluchtelingen zich op om naar huis terug te keren. Zij waren opgelucht en blij, maar ook benieuwd en angstig hoe hun huis of boerderij eruit zou zien.    

Bart Beaard

Gedenksteen ‘Barmhartige Samaritaan’ met het opschrift:  ALS HERINNERING - VAN DE DANKBARE VKUCHTELINGEN - VAN - NIEUWKUIJK EN ONSENOORT -  VOOR DE - GASTVRIJHEID IN DE OORLOGSDAGEBN -  OCT. 1944 NOV..