Een nieuwe Aflevering van Historisch Heusden geschreven door Bart Beaard en deze keer gaat het in deel 209 van Historisch Heusden over Oorlogsvluchtelingen en Mariënkroon. In de zomer van 1944 was de kloostergemeenschap Mariënkroon zorgelijk over de afloop van de oorlog.
Door het afluisteren van de radio was zij goed op de hoogte van het verloop van de strijd die op 6 juni was ingezet met de landing van de geallieerden in Normandië. De kloostergemeenschap telde nog 55 kloosterlingen nadat, na de laatste examens op 26 juli, de 53 studenten op zomervakantie waren gegaan. Door prior Servatius van Vugt werd ten gevolge van de oorlogsomstandigheden besloten de hervatting van het nieuwe schooljaar voor onbepaalde tijd uit te stellen. Van Vught was sinds 1935 prior en had, onder de supervisie van de abt van Abdij Bornem (B), de dagelijkse leiding over de kloostergemeenschap op Mariënkroon. De meest bewogen episode uit de geschiedenis van Mariënkroon was het laatste oorlogsjaar, toen omstreeks 1750 personen hun toevlucht naar Mariënkroon hebben gevonden. Pater Radboud Janssen O.Cist. maakte aantekeningen over drie weken vanaf 17 oktober tot 6 november 1944, en noemde die periode ‘Het Beleg van Nieuwkuijk’. Zijn aantekeningen zijn gebruikt om dit artikel te schrijven.
Vele vluchtelingen vonden tijdens de oorlogsdagen door deze poort een veiligere schuilplaats. Foto Ad Hartjes.
De eerste week
De angst begon in de week van 16-21 oktober,
toen het vooral ’s-nachts veel
beschietingen richting Nieuwkuijk waren. Op de 22ste was ’t zo erg dat de
kloosterlingen in de kelders zijn gaan slapen. Op die dag zochten en vonden
honderden bewoners uit de omgeving ’s-Hertogenbosch een onderkomen, veiligheid,
eten en drinken bij de Cisterciënzers. Niemand kwam aan een gesloten poort. De
opvang van de eerste vluchtelingenstroom vond plaats in de oude kasteelkelders,
die bij de sloopwerkzaamheden van 1934 intact waren gebleven. Mariënkroon
beschikte, dat wisten sommige bewoners uit Nieuwkuijk, over solide en grote
onderaardse kelders van stevig beton en het klooster leek een veilig
toevluchtsoord. Volgens de Nieuwkuijkse bevolking, die achter hun huis een
eigen primitieve schuilkelder maakte, was het zelfs de enige veilige plek, ook
al om de afgelegen locatie. Pater prior probeerde al improviserend mensen in te
schakelen om een en ander soepel te laten verlopen: zindelijkheid in huis,
inleveren van melk en zout, werkploegen voor het permanent aardappelen schillen
etc. In de refter werkten de slagers. De zaak marcheerde goed. Iedereen had
zijn taak. Velen ook een gevaarlijke: zij die naar ’t dorp spullen moesten
halen en zij die buiten moesten koken.
De tweede week
Op woensdagmiddag, de 25ste, vielen de
eerste granaten op Vlijmen en kwamen de eerste gewonden uit Vlijmen. De
volgende morgen was er een grote toeloop van mensen uit de omgeving, maar ook
uit Berlicum, ’s-Hertogenbosch, Engelen en Kerkdriel. Ze kwamen door de regen
en kou en waren vuil, vol modder en bang. De kelders, waar de aardappel winterprovisie
zich bevond, alsook de kolenkelders werden ontruimd. Daarna kwam er stro voor
in de plaats. Het was een zwaar karwei: honderden manden vol naar boven
transporteren, maar het werd blij gedaan. De kelders raakten met 500 tot 600
personen vol. Overdag was ’t de hele dag schieten. De kelder onder de toren was
ook al vol. Overal was ’t een ongekende drukte. Boeren namen hun vee mee, dat
graasde in de wei van Mariënkroon. Werd een koe door een granaat getroffen, dan
werd ze direct geslacht en in de keuken verwerkt. De mensen voelden zich direct
al thuis. Overal werden lijntjes opgehangen waar luiers te drogen hingen.
Donderdagavond, de 26ste, kwamen er weer drommen mensen, gepakt en
gezakt, huilend de poort in. Velen waren door Duitsers uit hun huizen gezet.
Zij werden allen door de prior opgenomen en in de kapittelzaal en in de gang
naast de kapel ondergebracht. Van het kloosterleven van de kloosterlingen kwam
niet veel terecht. De Vespers of avondgebeden werden op de gang van de eerste
verdieping gedaan. De mis werd in de kloosterkapel gelezen, waar ook de
communie werd uitgereikt. Nimmer was het kerkbezoek zo druk. Een deel van de
kapel was met een gordijn afgeschermd en werd als ziekenboeg ingericht.
Gewonden werden hier zo goed als kwaad het ging door een dokter en drie
verpleegsters verpleegd. Zaterdagmorgen, de 28ste, liep de gang
langs de kapel helemaal vol. In de nacht hadden granaten twee koeien en een
paard gedood. De koeien werden geslacht en door een geëvacueerde slager klaar
gemaakt voor de centrale keuken, naast de babykeuken. Er waren uiteindelijk
vijftien keukens en in de keukens op het binnenterrein werd in zes
varkensketels gekookt. ’s-Morgens om acht uur erwtensoep, om twaalf uur aardappelstamppot
en om zes uur weer erwtensoep. Vlees genoeg!! Daar zorgden de granaten wel
voor. Ondertussen raakten de rest van het huis, de kelders van het gastenhuis
en het noviciaat en ook het college overvol. Om ze te kunnen onderscheiden
werden kelders, gangen en zalen genoemd naar namen van heiligen, zoals St.
Jozef- en St. Bernardusafdeling.
Uit dankbaarheid voor de bescherming tijdens de oorlogsdagen werd door de paters en broeders van de kloostergemeenschap deze kapel gebouwd. Foto Ad Hartjes
De derde week
Op zaterdag, de 28ste,
is de eerste begrafenis geweest, slachtoffers door granaatvuur: Jacob
Schreuders, een jongetje van vijf jaar uit Vlijmen. In een kistje van triplex
is hij tijdelijk begraven op het kloosterkerkhof. Een dag later zijn eenjarige
broer Johannes. Op zondag, de 29ste, kwamen nog meer
oorlogsslachtoffers: de drie zussen Anna, Nel en Marie van Son die ten gevolge
van een granaatinslag bij hun schuilkelder omkwamen. Later, op woensdag 1
november, overleed broer Jan aan zijn
verwondingen. Zij werden in houten doodskisten op het kloosterkerkhof begraven.
In totaal werden dertien doden op het kloosterkerkhof begraven, waarvan twee
geen directe oorlogsslachtoffers waren. Naast dit droeve nieuws waren er ook
hoopgevende gebeurtenissen: in het klooster Mariënkroon werden 9 kinderen
geboren en gedoopt. De doopnamen luidden steeds Bernardus of Bernardine
De dorpen Nieuwkuijk, Drunen en Elshout bezweken op zaterdag 4 november onder de granaatregen, het trommelvuur van de Schotten. De dorpen lagen in puin. Terwijl in Mariënkroon geen slachtoffers vielen, werd in de nacht van 4 op 5 november het nabijgelegen Heusden door de grootste ramp uit zijn geschiedenis getroffen. De Duitsers bliezen de toren van het stadhuis, maar in feite het hele stadhuis op. 134 Heusdenaren kwamen om het leven. Op 5 november maakten de vluchtelingen zich op om naar huis terug te keren. Zij waren opgelucht en blij, maar ook benieuwd en angstig hoe hun huis of boerderij eruit zou zien.
Bart Beaard
Gedenksteen ‘Barmhartige Samaritaan’ met het opschrift: ALS HERINNERING - VAN DE DANKBARE VKUCHTELINGEN - VAN - NIEUWKUIJK EN ONSENOORT - VOOR DE - GASTVRIJHEID IN DE OORLOGSDAGEBN - OCT. 1944 NOV..