Waar nu dit monumentale pand staat, stond tussen de 1300 en 1550 voor de toegang naar het Heusdens kasteel een stadspoort. De ronde toren is op de kaart van Blaeu uit 1649 nog terug te vinden. Het gebied tussen de Burchtstraat en de wal was in gebruik door het garnizoen tot 1850,
toen de Vesting Heusden degradeerde naar een lagere vestingklasse. Wanneer in 1811-1832 de eerste kadastrale kaart getekend wordt, is het terrein in het bezit van het Ministerie van Oorlog en staat er een magazijn en een affuitenloods. Het voormalige exercitieterrein was weiland en werd verpacht. Ook waren restanten van de hoofd- en voorburcht van het kasteel nog zichtbaar.
In 1849 werd door logementhouder Hubertus Verhoeven het pand tegen een grote schuur gebouwd en werden beiden panden kadastraal verenigd. De schuur stond er al in 1832 en was toen een pakhuis bij de brouwerij van Jan van Beest. In 1917 kwam het geheel, als stadsboerderij, in het bezit van Adriana Buijs (1881-1961). Zij trouwde op 6.2.1918 in Herpt met veehouder Nicolaas Vermeulen (1889-1965). Vermeulen was afkomstig uit Capelle aan de IJssel en was tijdens WO-I ingekwartierd in Heusden. Vanaf 1917 tot 1961 is het een stadsboerderij geweest, waarna het geheel verkocht werd. De schuur werd winkelmagazijn van meubelhandel Schreuder en het hoofdgebouw kantoor van notaris Ruijmschoot en is tot op heden notariskantoor gebleven.
Het Rijksmonument 22040, voorheen Burchtstraat en nu Burchtplein 7, omvat het hoofdgebouw, het koetshuis en de naastliggende tuin. Het pand heeft een lijstgevel die wordt beëindigd door een uitspringende en geprofileerde kroonlijst met bakgoot.
Het hoofdgebouw heeft een schilddak, gedekt met rode terracotta dakpannen, type VH – Verbeterde Holle. Het dak heeft aan de voorzijde een dakkapel met schuifraamkozijn en versierende wangen. De voorgevel is gemetseld met bakstenen, in kruisverband en afgewerkt met een knipvoeg. De voorgevel heeft negen schuifraamkozijnen, die als onderraam een 4-raams schuifraam hebben en een vast boven- of snijraam. Ook hebben het voordeurkozijn en het schuifraamkozijn van de dakkapel eenzelfde bovenraam. Het glas in de bovenramen heeft de vorm van een rondboog en is vanuit het midden met naar weerszijden gebogen roeden, in drieën gedeeld. De ontstane vullingen in de bovenhoeken worden waaierzwikken genoemd. Boven de kozijnen zijn zes steenlagen hoge rollagen, als uitwaaierende strek. Onder de kozijnen zijn hardstenen dorpels. De voordeur is een paneeldeur. Voor het huis ligt een stoep met rode en blauwe keramische tegels, met daarop zes achtkantige natuurstenen stoeppalen met sierkettingen. De kettingen zijn met rozetten aan de palen bevestigd en aan de gevel met een rozet met leeuwenkop. Links naast het pand is een tuin, afgesloten met een smeedijzeren traliehek.
Aan de rechterzijde staat het voormalige koetshuis, gedekt met dezelfde dakpannen als het hoofdgebouw. De ingang met een dubbele inrijpoort heeft aan de bovenzijde een segmentboog, met daarboven een eensteens hoge rollaag. De rollaag heeft zandstenen aanzetstenen en een jaartalsteen met jaartal 1849 als sluitsteen. De toegangsdeur en het raam hebben bovenramen in de vorm van rondbogen.
Bart Beaard