Een nieuwe Aflevering van Historisch Heusden geschreven door Bart Beaard en deze keer gaat het in deel 198 van Historisch Heusden over Duitse veldgraven in Drunen. In
oktober 1944 woedde er in Noord-Brabant een hevige strijd tussen het Duitse 15e
Leger en de Britten, Canadezen, Polen en Amerikanen.
Het Duitse leger trok zich
langzaam terug ten noorden het Hollands Diep, de Amer en de Bergsche Maas. Op 9
november 1944 was Noord-Brabant ten zuiden van deze waterwegen in handen van de
geallieerden. Moerdijk ging als laatste plaats voor de Duitsers verloren. Bij
de gevechten in oktober en november telden de Duitsers rond de tweeduizend
geregistreerde doden, waarvan negentien in de Gemeente Drunen. Deze gesneuvelden
konden niet meer begraven worden op hun ereveld ‘Deutsche Kriegerfriedhof
Orthen’ in ’s-Hertogenbosch. Zij werden door eigen inwoners en door geallieerde
militairen in veldgraven in Drunen en Elshout begraven.
Begraven
Op het einde van de oorlog
werden in opdracht van de Duitsers in Drunen en Elshout een groot aantal
schuttersputten gegraven om zich te kunnen beschermen tegen beschietingen en
granaatscherven. Een aantal van de
gesneuvelde Duitsers werd in deze putten begraven. De graven werden gedicht met
zand, voorzien van een kruis met opschrift en soms met helm. Op de kerkhoven in
Drunen en Elshout werden de graven voor de gesneuvelde Duitsers door de kosters
gedolven. Enkele dagen na de bevrijding lagen nog drie Duitse gesneuvelden, in
dekens gewikkeld, langs de Duinweg in Giersbergen. Zij werden begraven op het
Drunense kerkhof. Er is nauwelijks informatie over de wijze waarop de
gesneuvelden om het leven kwamen. Alleen van Josef Höfker is er een verslag.
‘Karteikarte’ van Oskar Frenzel. Bron:
Archief Duits Militaire Begraafplaats Ysselsteyn
Rode
Kruis
Meteen na de bevrijding kregen
alle gemeenten de opdracht om per nationaliteit een inventarisatie te maken van
gesneuvelde militairen die in hun gemeente begraven lagen. Op 18 juni 1945 ging
er een brief van Th. van der Heijden, burgemeester van Drunen, naar het
Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag met het onderwerp
‘Graven Duitsche militairen’. De inhoud vermeldde dat er graven waren op de
kerkhoven in Drunen en Elshout en graven verspreid over het gehele grondgebied
van de gemeente. Voorts was vermeld dat er nog een zestal graven waren met in
totaal tien Duitse militairen waarvan geen gegevens bekend waren. Als bijlage
was een gemeenteplattegrond toegevoegd met de locaties van de veldgraven.
Duits
Militaire Begraafplaats
De Amerikanen wilden in
Margraten hun begraafplaats aanleggen. Maar dichtbij Margraten was een Duits
militaire begraafplaats met circa 3000 graven. De Amerikanen wilden die
begraafplaats daar verwijderen. Onder druk van de Amerikanen werd toen in het
Limburgse Ysselsteyn de Duits militaire begraafplaats aangelegd. De groep van
3000 Duitsers werd als eerste herbegraven vanaf Margraten naar Ysselsteyn.
Door de Staat der
Nederlanden was bij Venray ‘Aan den Paardekop’ gekocht, een afgelegen perceel
woest heidegrond van 30 ha voor 5 cent per m2 en dichtbij de Duitse grens. De begraafplaats
werd door de Amerikanen naar hun maatstaven ingericht en aangelegd. De indeling
in vakken en rijen, de grafaanduiding, wijze van graflegging en plaatsing van
het grafmonument is in Ysselsteyn hetzelfde als in Margraten. Er kwamen
barakken voor de diensten, zoals voor identificatie. Op 5 oktober 1946 was de
eerste herbegrafenis en werd de naam toegekend: ‘Kerkhof voor Duits
Gesneuvelden Ysselsteyn’. Tot 1948 werden de graafwerkzaamheden door Duitse
krijgsgevangenen uitgevoerd, later door bewoners van Ysselsteyn. Aanvankelijk
was de begraafplaats ‘verboden terrein’. Pas in 1952 werd de begraafplaats voor
bezoekers opengesteld. In 1976 werd door het Ministerie van Defensie de
begraafplaats overgedragen aan ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge’. Begraafplaatsbeheerder
kapitein L. Timmermans maakte er vanaf 1948 tot 1976 zijn levenswerk van. Er
liggen nu 31.500 soldaten begraven waarvan 4000 naamloos als ‘Ein Deutscher
Soldat’. Aanvankelijk waren er betonnen kruisen met gestanste metalen plaatjes.
Vanaf 1976 liet de ‘Volksbund’ deze vervangen door marmeren kruisen, nu met wit
geschilderde inscripties van de naam, de grafligging, de geboorte- en
sterfdatum en de rang.
Exhumatie
Het woord exhumatie komt uit
het Latijnse exhumatio en is vakjargon voor het opgraven van een lijk of het
ruimen van een kerkhof. Op 4 januari 1950 vond de exhumatie plaats van de gesneuvelden,
die verspreid over de gemeente Drunen lagen en op 24 juli 1956 geschiedde dit op
de kerkhoven van Drunen en Elshout. Het overbrengen gebeurde onder supervisie
van de Gravendienst van het Ministerie van Oorlog, later D.I.B.-Dienst
Identificatie en Berging. Voor de exhumatie moest de burgemeester toestemming
geven en was politiebegeleiding voorgeschreven. Tevoren werd het graf opengelegd
tot de stoffelijke resten en werd het grafveld gedesinfecteerd. Dan werden de
stoffelijke resten uitgenomen en vond identificatie, zover mogelijk, plaats. Alle
persoonlijke bezittingen, uniformresten en soms ook munitie, werden geborgen.
Alles werd genoteerd op het ‘Rapport van Overbrenging’. Als lijkzakken werden
matrasovertrekken gebruikt. Er werden geen lijkkisten gebruikt, omdat er niet
voldoende hout beschikbaar was. Met een vrachtwagen werden de gesneuvelden naar
Ysselsteyn gebracht alwaar de herbegrafenis plaatsvond. De Drunense
gesneuvelden liggen nu in twee groepen in de vakken BE en AJ in een rij naast
elkaar begraven. Zij varieerden in leeftijd van 20 tot 40 jaar.
Heridentificatie
Bij gesneuvelden, waarvan de
naam niet bekend was, vond een heridentificatie plaats. Van de negentien uit
Drunen konden er uiteindelijk drie niet geïdentificeerd worden. De
identificatie was belangrijk voor de nabestaanden, maar ook als
overlijdensverklaring voor de erf- en pensioenrechten en bij het hertrouwen van
de weduwen.
Josef
Höfker (1926-1944)
Soldaat Josef Höfker werd in Nieuwkuijk door granaatscherven zwaar
gewond toen
hij bij een ingang van een schuilkelder anderen liet voorgaan. Hij werd naar het veldhospitaal bij Mari van
Drunen op de Kasteeldreef gebracht, maar hij overleed onderweg. Met militaire
eer, het lossen van een aantal geweerschoten, werd hij begraven naast de
uitrit van de boerderij. Mari timmerde van ruw hout een kruis en daar bovenop
kwam de helm te hangen met daarin een kaart met zijn persoonlijke gegevens. Na
de bevrijding werd dit kruis vervangen door een ijzeren kruis met erop een
aluminium plaatje met zijn naam. Het eigenaardige is, dat iedereen die op de
Kasteeldreef (toen nog Keiweg geheten) woonde Duitsers haatte. Maar het graf
van Höfker bleef ongeschonden en regelmatig werden nieuwe bloemen op het graf
gelegd, totdat hij op 4 januari 1950 naar Ysselsteyn werd overgebracht..
Bart
Beaard
Locaties van Duitse veldgraven in
Drunen en Elshout. Collectie Bart Beaard