Verscholen achter hoge bebouwing, omringd door hoge bomen en gelegen binnen de omranding van een gracht staat deze eeuwenoude toren op Onsenoort. De toren bestaat uit een kelder, drie bouwlagen en een schilddak.
De geschiedenis en bouwhistorie ervan staat beschreven in een publicatie van Taco Hermans en Edwin Orsel. Deze verscheen in uitgave 2005-4 in het blad BULLETIN KNOB (Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond). Dit artikel is een aanvulling. Het gaat over de aanpassing van de toren in het begin van de vorige eeuw. Met de aankondiging van de gebedstijden van de monniken kreeg de toren er deze taak bij.
Cisterciënzerklooster
In het begin van de
vorige eeuw was kasteel Onsenoort, waartoe de toren behoorde, eigendom van Jonkheer
Joseph de la Court. Hij kwam in financiële problemen, waardoor het kasteel met
het landgoed verkocht moest worden. Op een veiling in Waalwijk, op 9 december
1903, werd de fransman Abt Bernard Maréchal de nieuwe eigenaar van het kasteel
met 12 hectare grond. De Cisterciënzer abt, afkomstig van de Abdij Sainte Marie
du Point Colbert te Versailles bij Parijs, moest Frankrijk door het toenmalige felle
antiklerikale klimaat samen met zijn medebroeders ontvluchten en was op zoek
naar een nieuwe huisvesting. Op 14 mei 1904 hadden alle 13 monniken van de
communiteit hun intrek in Nieuwkuijk genomen. Maar het kasteel moest radicaal
aangepast worden om de kloostergemeenschap een acceptabele werk- en
leefsituatie te bieden. Dat betrof onder meer de bouw van een kloostermuur voor
de afzondering van de buitenwereld. Maar ook de bouw van een kapel met
kruisgang, vele aanpassingen aan het kasteel, verhoging van de toren met de plaatsing van
een klokkenstoel.
Architect Dony
Middels een
handgeschreven briefje, gedateerd 10 december 1903, bood architect Jules Dony (1865-1949) zich aan
voor maken van het ontwerp en het bestek voor de veranderingswerkzaamheden. Dony
had architectuur gestudeerd in Leuven (B), was tweetalig en woonde en werkte in
’s-Hertogenbosch. Dony had er een grote staat van dienst. Het verzoek werd
ingewilligd en al op 29 februari 1904 presenteerde hij een totaalplan, met een
begroting en een schatting van uitvoeringstermijnen. De werkzaamheden werden vervolgens uitgevoerd door de aannemers Jan (1861-1954)
en Fridus de Bont (1874-1961) uit Nieuwkuijk. Op 8 juni 1906 waren de
werkzaamheden afgerond.
Foto LInks: Foto van het kasteel met rechts de toren vóór 1900, genomen vanaf de zuidwestzijde. Collectie Bart Beaard
Foto Midden: De klokkenstoel met de drie
luidklokken. Foto John Vermulst.
Foto Rechts: Foto van het klooster met de
verhoogde toren na 1906, genomen vanaf de noordwestzijde. Het dakschild van de toren
heeft een grote dakkapel, waarin zich de klokkenstoel bevindt. Collectie SALHA
Aanpassing toren
Voor de aankondiging
van de gebedstijden van de monniken was een hoog geplaatste klokkenstoel
gewenst. Daarvoor werd de toren met een
verdieping verhoogd en werd hierop een klokkenstoel geplaatst. Eerst werden het oude dak, de zonnewijzer op de
zuidgevel en de pleisterlaag op alle gevels verwijderd. Met machinaal gebakken baksteen
werd in kruisverband de derde bouwlaag gemetseld; 3,5 m hoog en 1 m dikke
muren. De gevels kregen tien rondboogvensters met stalen draairamen. Op de
buitenmuren en de zoldervloer werden dakspanten geplaatst voor het schilddak,
dat met leien gedekt werd. Op de nok werden op de hoeken smeedijzeren kruizen
geplaatst. Op drie zijden van het schilddak werden twee kleine dakkapellen met
leiengedekte zadeldaken geplaatst. Aan de kasteelzijde van het dakschild werd een
3,5 m brede dakkapel geplaatst voor de klokkenstoel. Deze kreeg drie klokken met diameters van respectievelijk 66,5 en 2x 53
cm. Deze klokken waren in 1891 bij Caviliers de Carrepuis (F) gegoten. Aan de
buitenzijde had de dakkapel een open wand met houten jaloezieën. Hierdoor was
het klokkengeluid over het gehele kloostercomplex goed hoorbaar.
De dagindeling van de monniken werd bepaald door de klokken
Door het klokluiden
van de zwaarste klok werden gebedstijden voor de kloostergemeenschap aangegeven.
Hiervoor waren reglementen: 03.00 uur metten,
rond zonsopgang lauden, 06.00 priem, 9.00 terts, 12.00 sext, 15.00 noon, 17.00 vespers
en 19.30 uur completen. Na het handmatig klokluiden hadden de monniken nog
enkele minuten om zich naar de kapel te begeven, waarna de koorzanger een
aanvang kon maken met het gebed. Drie klokken werden in combinaties gebruikt met
een verschillend aantal slagen bij H. Missen, kerkelijke feestdagen, overlijdens,
begrafenissen en jubilea. De drie klokken kunnen nu nog luiden met een
elektromotorbediening. Maar momenteel wordt alleen de zwaarste klok nog
gebruikt voor de halfuurslag, waarvoor de klok voorzien is van een
elektromagnetische hamer.
Bart Beaard