De
Nieuwstraat, gelegen tussen de Hoogstraat en de Vismarkt, ontstond rond het
jaar 1600. Voor die tijd was de straat niet meer dan een steegje, met hier en
daar een stal of een schuur.
De eerste beschrijvingen van bebouwing aan de
zuidzijde van die straat betreffen een schuur en een stal, als eigendom
van Leenaert van Orten, een huis achter het hoekhuis van
Sebastaen Beelaerts (1578-1655). Rond 1720 staan in de straat panden die
eigendom waren van Abraham van Walraven (1681-1740), die ze doorverkocht aan Johannnes
Leemans (1709-1784). Op 20 oktober 1768 werd het hoekhuis verkocht samen met de
opstal, die bekend stond als ‘Sakkendragerskamer, packhuis en opslag’ en in
het bezit was van het Gilde van de Zakkendragers. Op de eerste kadastrale kaart
1811-1832 wordt burgermeester Johan Albert Rietvelt als de eigenaar van het
pakhuis vermeld. Latere eigenaren zijn: College van den
Hooge Maasdijk, slager Gerrit Raes en slager Leonardus van Oudheusden. In de
periode 1938-1960 gebruikte kaashandelaar Gerrit Kastelijn (1910-1992) het
pakhuis voor zijn er tegenover gelegen VéGé-winkel. Momenteel
is in het pand ‘In d’n kaarsenstal’ gevestigd.
Zakkendragersgilde
Ook
Heusden had in het verleden een gilde, waarvan de leden de goederen, zoals
graan, steenkool, meel en turf op de rug verplaatsten van een schip naar een
pakhuis. In een kleine straal rondom de haven waren enkele pakhuizen. De
zakkendragers waren verenigd in het Gilde van Zakkendragers, zoals ook andere
beroepen dat waren. Het beroep van de zakkendrager was zwaar; een zak kon wel
negentig kilo wegen. In Heusden was hun gildehuis in het poortgebouw gevestigd,
dat stond op de plaats waar nu de Visbank is. Als
er gelost moest worden, werd de klok van het gildehuis door de gildemeester
geluid. Dat was voor de zakkendragers het signaal om snel richting het
gildehuis te gaan. Met het luiden van de klok werd ook een zandloper omgekeerd.
Als die helemaal doorgelopen was, ging het gildehuis dicht en konden geen leden
meer naar binnen. De gildemeester verdeelde de vracht middels dobbelen,
dat ook smakken genoemd werd.
Ad Hartjes
Vooraanzicht van het pakhuis in de Nieuwstraat. Foto Ad Hartjes
Architectuur
Dit pakhuis is gebouwd op een smal en diep perceel.
Het heeft een zadeldak dat gedekt is met rode terracotta dakpannen, type Oude
Holle. De nok van het dak ligt loodrecht op de straatas. De tuitgevels met
tuitstuk zijn een steen dik, gecementeerd en wit geschilderd. Het pand heeft
een begane grond en twee verdiepingen. De bovenste verdieping vormt met de
zolder onder het dak een grote opslagruimte. De hijsbalk, die buiten overhuifd
is en binnen en buiten nog katrollen heeft, is nog oorspronkelijk. De eerste
verdieping is ook een opslagruimte. Elke verdieping heeft in de middenas een
zesruits openslaand venster. In het verleden waren deze vensters open en
bestemd om de lasten naar binnen te hijsen. Naast en boven deze vensters zijn
kleine enkele en dubbele openslaande vensters. Alle vensters hebben draaibare
opgeklampte luiken. Ter plaatse van de vloer- en dakbalken zijn gesmede
muurankers. De begane grond heeft grote inrijpoort met opgeklampte deurvleugels
met daarnaast zijn kleine vensters met bovenlicht.
Bart Beaard