De leden van het Gilde Sint Joris van Onsenoort en Nieuwkuijk Deel 9

01 mei 2019, 7:41 Nieuws
88
Gilde St Joris van Onsenoort en Nieuwkuijk

In deze reeks, waarin we alweer bij deel 9 zijn beland, vind PR & 1eJonge deken Michel Omtzigt dat in de opsomming van “bijzondere” leden de nar niet mag ontbreken.

Eerst een stukje geschiedenis.
Dwergen, de misvormden, de kreupelen en gebochelden, waren voor de middeleeuwen een bron van vermaak, dat zich bepaald niet alleen beperkte tot de leidende klasse in de maatschappij. Alleen de wereldlijke en geestelijke vorsten konden zich de weelde veroorloven om “eigenaar” te zijn van zo een zot. Het opvallende afwijkende menselijk gedrag moest zich wel beperken tot het opwekken van de lachlust. Nadat ze eigendom waren geworden van de vorst werden ze van de hand gedaan als deze er mee uitgelachen was. Daarna werden ze als geschenk aan een ander weggegeven of gewoon weggestuurd. Elk zichzelf respecterend vorst had tenminste een “zot” in eigendom. Een waardevolle zot genoot bij de vorst eenzelfde verzorging als die van een trouw huisdier. Vanuit onze hedendaagse opvattingen waren het mensonterende toestanden maar zo was toch het trieste begin, en we moeten het weten om de ontwikkeling van de nar in latere tijden te kunnen volgen.

In de middeleeuwen ontwikkelden zich andere denkbeelden over de narren. Het natuurlijke afwijkende gedrag van de “zot” had grotendeels afgedaan en daarvoor kwam in de plaats de “kunstmatige” of “gespeelde” vorm van de zot die allerminst dom was. Deze intellectuele zotten/narren konden nog wel op enige wijze misvormd zijn ( dwergen bleven lang de voorkeur houden), maar een absolute voorwaarde was het niet meer om de rol van zot te kunnen spelen. Het nar zijn had zich van langzamerhand ontwikkeld tot een beroep en dat ambt stelde vaak zware eisen aan de vindingrijkheid en incasseringsvermogen in het steeds maar weer bedenken van allerlei grappen en grollen. De “hof”-narren van de voormalige Bourgondische hoven behoorden tot het gewone personeel. De kleding van de narren bestond en bestaat thans nog uit een nauwsluitend pak in groen-rood-gele kleuren. Op hun hoofd droegen/dragen ze vaak een “zotskap” met achter de oren twee lange punten als een soort van ezelsoren. Deze zotskappen waren/zijn soms voorzien van belletjes.

555555555555

Zoals voor even omschreven veranderde het fenomeen van de nar als marginaal noodlijdend voorwerp in een actief en creatief gewaardeerd personage. Deze metamorfose was op zich geen zelfstandig gebeuren maar was een rechtstreeks gevolg van de veranderde maatschappelijk verhoudingen. De narren die we thans binnen de gilden kennen gaan vaak voor of mee in een optocht bij een gildefestijn waar zij veelal de functie van schoenpoetser vervullen en voor deze activiteit een kleine donatie verwachten wat ten goede komt aan de clubkas van het gilde.

Binnen ons gilde hebben we een “vaste” nar in de persoon van Mellisa de Pinth daar naast is daar Natasja en Innocans de Pinth die haar kunnen vervangen of in voorkomend geval ondersteunen of bijstaan in het doen van haar taak als nar. Leuk om hierbij is te vermelden is dat we een “narretje in de dop” hebben, in dit geval Marvino de Pinth.

Na het lezen van dit artikel in de reeks van “bijzondere” leden zult u kunnen afleiden dat de nar zich zekere onder de bijzondere leden mag scharen.

Namens het Gilde Sint Joris van Onsenoort en Nieuwkuijk

ir. J.M.J.M. (Michel) Omtzigt

Public Relations en 1eJonge Deken