Column Jack Thomassen Dikke Jan

Foto: Jack Thomassen

Jack Thomassen uit Drunen schrijft columns en korte verhalen  voor onze lokale site Heusden Nieuws. Regelmatig zal hij iets schrijven over zijn belevenissen en deze keer gaat het over Dikke Jan

Verrek! Kijk daar nou eens zitten, in dat tuintje langs de Statenlaan. Ik kijk nog eens goed. Ja, hoor. Het is hem echt. Ik zwaai naar hem en warempel, het manneke zwaait terug. Haha, wat leuk. En wat is het lang geleden dat ik hem gezien heb. Een keer had ik op het internet wel een foto voorbij zien komen, maar dat Jan nog in leven zou zijn had ik niet durven vermoeden. Toch zag ik hem daarnet in levende lijve zitten in dat tuintje. Dikke Jan noemden wij hem altijd. Bij de burgerlijke stand beter bekend als Jan van Loon. Maar waarschijnlijk zal er geen paardenkop in Drunen zijn die hem zo noemt. Familie daargelaten, natuurlijk. Goh, hoe lang kennen we Jan eigenlijk al? En hoe oud zou-die nu zijn? Eens kijken. Toen we een jaar of 15 waren, had Jan dat snoepwinkeltje aan huis. En toen dachten we al dat ie een jaar of 70 was. Nou, dan had hij nu ongeveer de respectabele leeftijd van 110 jaar bereikt. Dat zal dus wel niet. Ach, wisten wij veel.

Waar de jeugd van tegenwoordig allemaal rondhangt, in hun vrije tijd? Geen idee. Zij zullen vast ook niet zoveel mogelijkheden hebben als wij vroeger, toch? Ik kan er alleen maar naar raden, daarom houd ik het maar bij onszelf. Welke ontmoetingsplekken wij toen hadden? Tsja, in de maanden dat het zwembad open was, waren we veelal daar te vinden. Op het grasveld achter de wachttoren van badmeester Jan van Bladel (die trouwens ook wel in aanmerking kwam voor een bijnaam, vooral vanwege zijn omvangrijke buik. Maar op de één of andere manier, ontsprong hij die dans. Of ik heb effe niet opgelet). Op dat veld zaten we en lagen we de godganse dag. Meestal hadden we niet eens zwemspullen bij ons. Of slechts een handdoek, om op te liggen. In mijn (voetbal)tas zat steevast een oude radio, zo één waar van die grote dikke platte batterijen in moesten. Met van die koperen lipjes eraan. Als je twijfelde of dat ding nog wel goed was, voelde je met je tong aan beide lipjes tegelijk. Dan kreeg je tong een schokje. Soms deed je dat uit verveling. Lol. Zulke spannende dagen waren het, op het veld van het zwembad. Maar wat moesten we dan?

En af en toe gingen we ’s avonds wat snoep kopen bij Dikke Jan. Die had dus zijn winkeltje aan huis. Daar in zijn kleine huisje in de Torenstraat had ie een luikje in de zijgevel. Met een stoepje ervoor. Misschien om zijn autootje op te zetten? Door zijn klantjes werd er dankbaar gebruik van gemaakt, om fietsen en brommertjes neer te zetten en met elkaar te kletsen. Intussen kon Jan zijn handel kwijt aan de plaatselijke jeugd. Achter het loketje hingen de planken waarop tig dozen met snoep stonden uitgestald. En tegen de muur stond de vriezer met ijsjes. Daar hing Jan dan met zijn dikke buik over de rand heen, om naar ijs te graaien. Ik weet niet of Jan er goed van kon rondkomen. Hij vond het volgens mij wel gezellig, al die jeugd bij zijn toko. Nu ik het zo bedenk, Dikke Jan was eigenlijk ook een karakteristieke Drunenaar. Hij misstaat zeker niet in het illustere rijtje van: De Malle Jan, Graard de Pelder, Tutje Maas, Jo de Gouw, Toon de Schaap en Willeke de Velwachter.

Ieder had zo wel zijn favoriete snoepgoed. Treets, 3 Musketiers-caramelrepen, snoeppapier en wat al niet meer (Voor mij salmiakpoeder, de zoute variant. Met theelepels tegelijk ging het naar binnen. Vandaar die hoge bloeddruk, vrees ik.) En toen had je nog salmiaklollies. Van die goeie, hè. Met gegarandeerd een mond vol zout goud. Die kostten in het winkeltje van Jan een dubbeltje per stuk. Mijn klasgenoot Hans kocht bij Jan voor een klein vermogen aan salmiaklollies, die hij later in onze klas van de streekschool in Den Bosch met een stuiver winst verkocht. Zo verdiende hij zijn eigen snoep terug. De leraar vond het allemaal goed. Die man had overigens pas echt een goede tactiek om de schooldag te beginnen. Die ging gewoon een minuut of 10 met de jongemannen zitten buurten. “Nog wat meegemaakt, jongens bij jullie baas van de week?” Of: “Hebben jullie al plannen voor het komende weekend?” Zo liet ie iedereen efkes aan het woord en dan allemaal in de boeken. Dat werkte als een tierelier. En dat wij allemaal plat Brabants praatten vond ie nog het mooiste. “Zeg Hans, vertel nog eens over ‘ut kriekske bij de meulen’?” En dan vertelde Hans over de winters in de Drunense Eindstraat en hoe zijn buurtgenoten echte ijshockeywedstrijdjes op het beekje bij de molen hielden. En vanzelfsprekend werd het verhaal van de frikadellen bij ‘Wegrestaurant Maas’ regelmatig in de groep gegooid. Voor wie het nog niet kent: “Zeg eens, Tutje. Hèdde gij 20 frikadellen?” Tutje gooide dan als hardwerkende zakenman meteen 20 frikadellen in het spetterende vet, “Jawel menneke. Die heb ik wel!”, veegde zijn handen af aan een vieze doek en begon dan alvast op te tellen, hoe groot de rekening zou zijn. “Nou, Tutje. Doe mij er daar dan maar ene van! En doet er mar wè uitjes bij. Lekker!” Dat vonden die boerenjongens in de klas helemaal geweldig! Die waren meteen wakker. De leraar kon dan met de les beginnen. Geen man die daarna zat te vervelen of te klooien. Slim hoor.

Op de weg terug naar huis, zag ik Dikke Jan nog steeds zitten. Ik vroeg mij af hoe oud het menneke nou toch echt zal zijn? Hij leek in ieder geval niet meer zo dik als vroeger. Hij rookte ook geen sigaar, maar wellicht is ie gestopt? En hij mag dan nu wat ouder lijken, ik herkende de beste man meteen. Pffft, ik heb werkelijk geen idee hoe oud ie is? Ouder dan 70, maar zeker geen 110! Nou, wie het wel weet mag het zeggen….

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen