Column Jack Thomassen Gevaarlijk ritje

Foto: Jack Thomassen

Jack Thomassen uit Drunen schrijft columns en korte verhalen. Voor onze lokale site Heusden Nieuws. zal hij regelmatig ook een column schrijven over zijn belevenissen en deze keer gaat het over een Gevaarlijk ritje.

Vroeger was heus niet alles beter. Wel anders. Zo waren er bijvoorbeeld slechts 2 Nederlandse TV-zenders. Kijkcijfers voor Eén Van De Acht, gingen dik over de 4 miljoen heen. Een hoofdprijs in een loterij, kon maar liefst DUIZENDEN GULDENS bedragen. Dat was toen gruwelijk veel geld. Daar kon je een heel mooi huis voor kopen. Of een leuk boerderijtje, met een stukje land en wat beestjes in de wei. Onze moeders waren veelal thuis om voor de kinderen te zorgen. Sommigen deden thuiswerk erbij. Voor de bijzondere uitgaven, zoals vakantie, nieuwe kleren, een fiets. In Drunen maakten we kennis met zelfbedieningswinkels als de VéGé in de Bernardstraat en de EmTé op de hoek Grotestraat/Torenstraat. Zulke zaken waren haast een attractie voor de inwoners van ons dorp. Het was een begin van iets geheel nieuws. Niemand had nog kunnen bedenken dat dit de doodsteek zou worden voor de kleinere ondernemers in de omtrek. Dan doel ik op de familiebedrijfjes met een winkel aan huis, die er in die tijd best veel waren. Waaronder de verschillende sigaren/sigarettenzaken, een slijterijtje, een slagerij, de kruidenier en wat al niet meer . En natuurlijk de bakker en de melkboer aan huis. Onze melkboer had zo’n leren buiktas met geld erin en een grappig elektrisch karretje met driehoekig stuur. Kleine ondernemers met nog een stofjas aan, die hun klanten bij naam kenden en tijd hadden voor een praatje. Je kunt het je vandaag de dag haast niet meer voorstellen.

Ook hadden we een groenteboer aan huis. Rijdend in een open vrachtwagentje, waar de kisten met groenten schuin omhoog uitgestald stonden, de trossen bananen aan haakjes hingen en met zo’n grote metalen weegschaal met een loei van een wijzer aan boord. In die tijd was er lang niet zoveel verkeer op de weg. Kwamen dan de melkboer, de vuilniswagen en dus de groenteboer in de straat, lokte dat weleens wat kinderen dichterbij. Gewoon om even te kijken, uit nieuwsgierigheid. (Kan je nagaan hoeveel volk er op de been was, als de grote MACK-vrachtwagen van LIPS weer eens een joekel van een scheepsschroef ging vervoeren. Goh, hoe lang is dat al niet geleden?) Soms mocht je van de groenteboer een stukje meerijden. Dat moet je zo zien, dat hij je bij de volgende stop meestal weer bij zijn auto wegstuurde, want hij was natuurlijk geen taxi of kinderoppas. Ikzelf had nog nooit durven vragen om bij hem in de cabine te mogen zitten. En toen ik wél het lef kon opbrengen, zei hij glashard: NEE! Viel dat even tegen, zeg. Ik had anders best een lift naar mijn kameraadje in de Willem-Alexanderstraat kunnen gebruiken. De zeikerd.

Maar ik liet me niet zomaar afschepen. In een opwelling sprong ik op de neergeslagen achterklep van het vrachtwagentje. Link? Ach, dat korte stukje tot mijn maat zou hij toch vast niet zó hard gaan rijden dat het gevaarlijk kon worden? Dus hing ik daar op mijn buik en ellenbogen op de achterklep. Mijn beentjes met de rubber laarzen eraan, bungelden net boven het asfalt. De groenteboer stapte nietsvermoedend in, sloeg de deur dicht en gaf een dot gas. Hij maakte vaart. En wel zoveel dat ik mijzelf met veel moeite op die klep hangende moest zien te houden. De groenteboer schakelde op zijn gemak een versnelling hoger en gaf weer gas. En toen moest hij nog de bocht om! Ik werd bang. Dit kon nooit goed gaan…

Zeven kleuren stront schijtend van angst, zette ik me af en sprong van de wagen. Naïef als ik was, dacht ik met een paar snelle stappen al rennend uiteindelijk wel tot stilstand te kunnen komen. Aï aï aï! Viel dat effe tegen. Door de snelheid die de wagen inmiddels had gemaakt, viel er helemaal niks meer te rennen en klapte ik plat op mijn buik en ook nog eens met mijn handen en kin op de straat. Vlug stond ik op en voelde aan al mijn pijnlijke plekken. Dat waren er nogal wat. Kapotte knieën, geschaafde handpalmen, een bebloede kin… en ja, hoor! Tanden door mijn lip gevallen. Och, man. Het deed gruwelijk zeer, ik kon wel janken. Maar ik hoefde er niet aan te denken om bij ons ma aan het aanrecht gaan staan te blèren. Want: Eigen schuld, dikke bult was dan vast mijn deel geweest. (Denk echter niet dat mijn moeder geen gevoel had, hoor. Ze schatte wel eerst in dat al mijn ledematen en domme hoofd er nog aan zaten en ik inmiddels niet halfdood gebloed was.) Met tranen in de ogen veegde ik met een nat washandje het bloed toen maar van mijn benen en gezicht.

Die gekke streken liet ik daarna voortaan wel uit mijn kop. Dit was het allemaal niet waard. En trouwens… zo ver weg woonde mijn vriendje nou ook weer niet.

Begin de dag met het nieuws uit je gemeente met de gratis Nieuwsbrief. KLIK HIER en meld je aan.
Aanvoerder van het lokale nieuws.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen