Historisch Heusden: Een kolenhaard in de woonkamer en een kolenkachel in de keuken

Foto: Wim van Hulten

Een nieuwe Aflevering van Historisch Heusden geschreven door Bart Beaard en deze keer gaat het in deel 136 van Historisch Heusden over een kolenhaard in de woonkamer en een kolenkachel in de keuken. Sinds mensenheugenis zijn in dagbouw kolen gewonnen in het dal van het Limburgs riviertje de Worm, een zijrivier van de Roer.

Nol en zoon Wim van Hulten, kolenboeren in Elshout

In 1815 is de Domaniale Mijn in Kerkrade, weliswaar in buitenlandse handen, de eerste kolenmijn in Nederland van enige omvang. In de 19e eeuw komen Duitse, Belgische en Engelse kolen via handelaren in ons land. Door allerlei oorzaken worden op het einde van die eeuw plotseling leveringscontracten niet nagekomen en zijn zeer grote prijsstijgingen en leveringsproblemen het gevolg. De Nederlandse Staat neemt een initiatief met de Mijnwet van 24 juni 1901 waarin beschikt wordt dat van staatswege in Limburg kolenmijnen zullen worden geëxploiteerd. Staatsmijn Wilhelmina wordt in 1906 als eerste geopend. Er zijn vijf Staatsmijnen gekomen en acht mijnen in handen van buitenlandse particulieren. In 1969 is de laatste mijn gesloten ten gevolge van de komst van het aardgas. Zuid-Limburg is ondergronds één groot mijngebied en het zwarte goud ligt er nog steeds.

Industrialisatie
Op het einde van de 19e eeuw en in het begin van de 20ste eeuw kwam ook in onze omgeving de industrialisatie op gang en gingen bedrijven investeren in kolengestookte stoommachines. Deze  dienden voor de aandrijving van werktuigen, maar stoom werd ook gebruikt voor het productieproces, zoals verwarmen en schoonmaken. Bedrijven die stoommachines hadden waren 1) de melkfabrieken in Drunen, Herpt, Heusden en Vlijmen, 2) de stoomschepen, de conservenfabriek, de cichoreifabriek en de scheepswerf in Heusden, 3) De koekfabrieken, de bierbrouwerijen en de leerlooierij in Vlijmen, 4) bij de tramremise in Drunen werden de kolen van de tramlocomotieven gevuld. En natuurlijk gebruikten alle smeden kolen voor hun smidsvuur. De gasfabriek van Heusden nam een bijzondere plaats in. Hier werd uit vetkool (kool met 30% vluchtige bestanddelen) door verhitting tot 1000 ºC  stadsgas gemaakt en bleef cokes over, dat bij grotere gebouwen als kloosters, villa’s en gasthuizen voor verwarming gebruikt werd. De  gasfabriek heeft tot 1953 gas geproduceerd.   De steenkool werd voornamelijk per trein naar de treinstations Heusden-Drunen en Vlijmen gebracht. De aanvoer gebeurde ‘los gestort’.  Het transport naar de klanten gebeurde door voermannen met paard en wagen en op kleinere schaal met de hondenkar. Omstreeks de dertiger jaren werd de aandrijving door stoommachines vervangen door diesel- en elektromotoren en verminderde het kolengebruik.

Briketten, vetkool, antraciet-nootjes en eierkolen

De handel
De verkoop van kolen gebeurde voornamelijk via groothandelaren zoals Van Boekel in ’s-Hertogenbosch en Snijders in Raamsdonk. Maar ook dor Vlijmenaar Melchior van de Ven, die met N.V. Handel- en Industrie Mij. OVITO de vertegenwoordiging had van de Domaniale Mijn in Kerkrade en de kolen liet transporteren over de Langstraatspoorlijn. Langs deze spoorlijn, die liep vanaf ’s-Hertogenbosch tot Lage Zwaluwe, had hij in alle aanliggende plaatsen lokale agenten die, tegen een kleine vergoeding, kolen verkochten en lokaal ook met voermannen de aflevering regelden. Plaatselijk kwamen er ook inkoopverenigingen. Dan kende de kolenhandel ook de kortingsregeling; voor voorjaarskolen 10 % en voor zomerkolen 5%.

De kolenboer
Na de oorlog is het gebruik van kolen in woningen toegenomen. Nieuwgebouwde huizen kregen allemaal minimaal twee schoorstenen; één voor de kolenhaard in de woonkamer en één voor kolenkachel in de keuken voor het koken en verwarmen. Er ontstond een kolenhandel en elk dorp kreeg één of meerdere kolenboeren. In Drunen waren dat; Aarts, Van de Geld en Verdiesen. In Elshout; Brok, Van Hulten en Koks. In Herpt; Couwenberg. In Haarsteeg; Vugts. In Heusden: Van Hooft en Kuijs. In Nieuwkuijk; Opzeeland. In Vlijmen; Opzeeland. De kolenboeren hadden thuis een kolenloods met verschillende kolensoorten in opslag, die via de treinstations Heusden-Drunen en Vlijmen werden aangevoerd. Na de oorlog hadden de meeste kolenboeren een vrachtwagen, veelal met een transportband. De prijzen golden per mud en dat is ongeveer 100 liter. De kolen werden in een ton geschept en vervolgens in een jutezak gekiept. De zakken waren halfmuds en wogen ongeveer 35-37 kg. De thuisbezorging deden de kolenboeren  met paard en wagen en na de oorlog met een kleine vrachtwagen. Bij de klanten werden de kolen in het kolenhok of –kelder gestort. Van daaruit werd de kolenkit gevuld, die gebruikt werd voor het vullen van de haard of kachel. Na het stoken van de steenkool waren as en sintels het restant en dat werd meestal gebruikt voor de verharding van een naastliggende zandpad. Veel huishoudens hadden ook een petroleumkachel, waardoor de kolenboer ook petroleum, ook bronolie genoemd, leverde en zo ook olieboer werd. Voor het koken werden butagasflessen gebruikt.

Soorten kolen
Voor de haard in de woonkamer werd voornamelijk antraciet of syntraciet (kool met 10% vluchtige bestanddelen) gebruikt in verschillende grootten: nootjes 1 t/m 4. Deze kolen werden gebruikt vanwege de veiligheid en het rustige en sfeervol branden. In de keukenkachel werden eierkolen en briketten gebruikt en die werden gemaakt door het samenpersen van met pek vermengde fijnkool.  Bruinkoolbriketten kwamen voornamelijk van de Union-mijnen in Duitsland.

Een geëmailleerde kolenhaard met kolenkit.

Kachels en haarden
In het begin van de vorige eeuw ontstonden ijzergieterijen die onderdelen voor haarden en kachels fabriceerden. Meestal konden zij ook emailleren, een oppervlaktebehandeling voor het gietwerk. Bekende merken voor haarden en kachels waren; ETNA, DRU, EFEL, Pelgrim, Jaarsveld en DAVO. De kachels en haarden werden voornamelijk door een kachelsmid geplaatst, die ook bekend moest zijn met het plaatsen van de blauw gegloeide kachelpijpen. Er zijn in de loop der tijd veel schoorsteenbranden en vergiftigingen door koolmonoxide geweest, welke terug te voeren waren op de slechte afvoer van de rookgassen. Periodiek onderhoud van de haarden en kachels was belangrijk: schoonmaken en zo nodig vervangen van vuurvaste stenen, gietijzeren roosters, asbestkoord, mica kachelruitjes of glasplaatjes.

Sluiting van de kolenmijnen
Op 29 mei 1959 werd bij Slochteren in Groningen een groot aardgasveld ontdekt. Die ontdekking leidde tot de beslissing om heel Nederland aan te sluiten op aardgas. In onze regio werd het mijngasnet omgebouwd naar aardgas. Dit betekende wel dat het einde van de exploitatie van de Limburgse mijnen in zicht kwam, maar ook het beroep van de kolenboer. In 1969 is als laatste de Domaniale Mijn in Kerkrade gesloten en was het steenkolentijdperk voorbij.

Bart Beaard

Begin de dag met het nieuws uit je gemeente met de gratis Nieuwsbrief. KLIK HIER en meld je aan. Aanvoerder van het lokale nieuws.

< Kijk hier voor agenda
< Volg HeusdenNieuws ook via
Facebook
< Wist u dat wij iedere morgen meer dan 4250 nieuwsbrieven verzenden
< Wist u dat wij iedere dag meer dan 10.000 bezoekers hebben op onze website
< Adverteren op Heusden.Nieuws.nl stuur een
mail

 

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen